Het zal u niet zijn ontgaan dat er sinds de komst van de Verordening Bouwproducten (CPR) veel discussie is over de toegevoegde waarde van (private) kwaliteitsverklaringen zoals KOMO. De reden is, simpel geformuleerd (we gaan hier in dit blog specifieker op in): het is niet meer toegestaan om kwaliteitsverklaringen te eisen of af te geven op een bouwproduct, als deze kwaliteitsverklaring zich uitspreekt over de essentiële kenmerken die de CE-markering al bevat.
Om helderheid te scheppen besloten wij het op een rij te zetten: wat is de visie van de verschillende partijen op de toegevoegde waarde van kwaliteitsverklaringen zoals KOMO, ten opzichte van de CE-markering?
Eerst even een stukje achtergrond: de CE-markering geeft aan dat een product beoordeeld is conform de daarvoor geldende regels binnen de Europese Economische Ruimte. CE staat hierbij voor Conformité Européenne, wat zoveel betekent als in overeenstemming met de Europese regelgeving. Die Europese regelgeving is voor bouwproducten vastgelegd in de CPR (Verordening Bouwproducten).
Nu is er, zoals gezegd, veel discussie ontstaan over welke toegevoegde waarde (private) kwaliteitsverklaringen nog hebben. Dat komt doordat de CPR eisen stelt aan het beschikbaar stellen van gegevens ten aanzien van de essentiële kenmerken van producten. Omdat de CE-markering dat op producten al doet, mogen (private) kwaliteitsverklaringen die gegevens niet meer beschikbaar stellen via een ‘markering van het product’. In een reactie op Kamervragen sprak Minister voor Wonen en Rijksdienst Stef Blok zich hier in april van dit jaar over uit.
“Op nationaal niveau bestaat er ruimte voor instrumenten om andere dan productgerelateerde zaken te regelen, zoals eisen aan de competentie van de uit te voeren instantie en de te volgen processen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in beoordelingsrichtlijnen (BRL- en). Het bovenstaande houdt in dat er alleen ruimte is voor BRL-en en op grond daarvan afgegeven certificaten voor die bouwproducten waar nog geen geharmoniseerde norm voor bestaat of die essentiële kenmerken bevatten die (nog) niet onder de verordening bouwproducten vallen zoals milieukenmerken.”
Het antwoord dat wij kregen van Harm Verster van de Stichting Bouwkwaliteit sluit hierop aan. “Er zijn zaken waar je als certificerende instantie geen uitspraken meer over kunt doen omdat de CE-markering dit al doet. Maar wat heeft de CE-markering niet geregeld, waar de markt wel een uitspraak over wil? Daar liggen volgens mij veel kansen om van toegevoegde waarde te zijn en te blijven voor de markt.”
“Hier als certificerende sector marktonderzoek naar doen lijkt me logisch. Wat vinden producenten en afnemers relevant, wat niet geregeld is in de CE-markering? Er zijn ook nog producten die buiten de CE-markering vallen. Producenten kunnen een traject starten voor CE-markering, maar als hun afzetmarkt niet grensoverschrijdend is, is het de vraag of dit zinvol is. Dan zou een nationale afspraak kunnen voldoen. Ga dus niet je energie stoppen in dat gevecht, maar onderzoek de behoeften en pak daarin je rol. Er zit zoveel kennis bij KOMO en andere instanties die waardevol is voor de markt. ”
Voor ons als producent van dakluiken heeft een KOMO-Attest zeker een toegevoegde waarde omdat een dakluik nog buiten de CE-markering valt. Een KOMO-attest biedt ons de mogelijkheid om de markt te informeren over de prestaties van ons product.
Tijdens het gesprek dat we hebben met Ton Jans (directeur van KOMO) blijkt dat dit ook precies is wat KOMO doet. “De CE-markering heeft grote waarde door de harmonisatie, die beoogd het handelsverkeer te bevorderen. Wat de CE-markering daarbij wél doet is voorschrijven hoe producten getest moeten worden en producenten verplichten te rapporteren over de prestaties van het product. Wat het níet doet is eisen stellen aan het product.”
“Bij het voorbeeld van een baksteen: de CE-markering schrijft wel voor hoe de fabrikant de druksterkte moet meten en dat deze de druksterkte moet rapporteren. Het schrijft niet voor wat de druksterkte van een baksteen moet zijn in een bepaalde constructie of toepassing. Dat is wat KOMO wel regelt. Producenten, afnemers, gebruikers en onafhankelijke derden bepalen samen de standaard, zodat een nationaal gedragen norm ontstaat. Vervolgens toetst een onafhankelijke derde of producten aan de normen voor de verschillende toepassingen voldoen.”
Klinkt logisch, hoe komt het dan dat er sinds de komst van de CE-markering zo’n discussie is ontstaan over de toegevoegde waarde van private kwaliteitskeurmerken?
Ton Jans: “Allereerst is het een hele abstracte wet waar zeer beperkte jurisprudentie over is. Het is dus een zoektocht en de interpretatie van de wet is in de verschillende landen ook heel verschillend. De Europese wetgeving schrijft voor dat private kwaliteitskeurmerken geen verklaring af mogen geven waarin prestaties worden vermeld als de CE-markering dat al doet. Dat mag dan alleen in de CE-markering. Dat betekent dat wij, om weer het voorbeeld van de baksteen erbij te halen, de druksterkte niet mogen vermelden. Wij hebben dit nu opgelost door in de certificering alleen te declareren (=vertellen) dat het product voldoet aan de eis voor de betreffende toepassing. Dit zonder de waarde van het essentiële kenmerk te noemen. Deze wordt immers door de fabrikant in zijn Prestatieverklaring genoemd.”
We bevroegen Harm Verster en Ton Jans ook op de kritiek die er is op de CE-markering. Dat deze, samen met de bijbehorende prestatieverklaring, minder betrouwbaar zou zijn dan een keurmerk waarbij een onafhankelijke derde partij is betrokken. Omdat de CE-markering en de prestatieverklaring verklaringen van de fabrikant zelf zijn, zonder enige controle door een derde partij. Harm Verster is het niet met de kritiek eens.
“De fabrikant neemt met het opstellen van de prestatieverklaring de volledige verantwoordelijkheid. Als hij niet waarmaakt wat hij belooft kan hij daar heel direct juridisch op worden aangesproken. Bij externe certificerende instellingen ontbreekt dit verhaalrecht. Uiteindelijk wordt dan toch weer de fabrikant erop aangesproken, dus wat is de rol van die certificerende instelling op dit aspect dan waard?”
Belang test door onafhankelijke derde
Ton Jans ziet juist hele grote toegevoegde waarde in die controle door een onafhankelijke derde. “Ik heb geen kritiek op CE-markering zolang deze wordt ingezet waarvoor het bedoeld is, namelijk het handelsverkeer te bevorderen door geharmoniseerde testmethoden aan de markt op te leggen. Het blijft echter een verklaring van een producent, die aangeeft wat de waarde van een of meerdere essentiële kenmerken is. Het geeft geen uitsluitsel of het product geschikt is voor een specifieke toepassing en het kent geen controle van een onafhankelijke derde of de waarde inderdaad wordt gehaald. Een dergelijke controle geeft je als afnemer op voorhand het vertrouwen dat het goed zit. Daarbij zijn verzekeringsmaatschappijen bereid prestaties in dekking te nemen op voorwaarde dat een onafhankelijke derde het getest heeft.”
En die verantwoordelijkheid dan? “Die ligt uiteindelijk inderdaad bij de fabrikant. Het zou ook vreemd zijn als dat niet zo was. Als je je rijbewijs haalt en daarbij aan alle eisen voldoet, maar je daarna veel te hard gaat rijden, dan is de rijinstructeur toch ook niet verantwoordelijk?”
Op onze vraag hoe de toekomst eruit ziet antwoordt Ton Jans dat KOMO op dit moment hard werkt aan dienstverlening rond de nieuwe Wet Kwaliteitsborging. “Naast de rol die we hebben in het vaststellen van normen in de toepassing van producten en het controleren of producten voldoen aan die norm, zien we hier ook een rol voor private kwaliteitskeurmerken. De verantwoordelijkheid van de bouwer neemt enorm toe en de bewijslast verandert ook. Toeleveranciers zullen moeten documenteren dat het goed is en daar is meer voor nodig dan dat alleen zelf verklaren. Daar ligt dus zeker ook toegevoegde waarde voor private kwaliteitskeurmerken.”
Al met al kunnen we na de gesprekken die we voerden voor dit artikel concluderen dat het een complex onderwerp is, de CE-markering. En daar waar het er, voordat we dit schreven, naar uitzag dat Stichting Bouwkwaliteit en KOMO lijnrecht tegenover elkaar stonden op dit onderwerp, blijkt dat niet zo te zijn. Ja, er zijn meningsverschillen, maar beiden zien zonder twijfel het nut en belang van de CE-markering. Belangrijkste discussiepunt blijft die controle door een onafhankelijke derde.
Wij zijn wel benieuwd: na het lezen van dit artikel, hoe staat u hierin? Is die onafhankelijke controle onmisbaar of kunnen we ook zonder? En wat is voor u de toegevoegde waarde van kwaliteitsverklaringen zoals KOMO in relatie tot CE?