Na zeven jaar BREEAM in Nederland is het concept van belonen van het beste jongetje van de klas onveranderd gebleven. In grote jubelstemming worden awards gegeven, als een soort eurovisiesongfestival voor bouwprojecten. Het keurmerk dat ‘uit de markt’ is ontstaan legt een sluier van misplaatste euforie over de bouwsector. Licht de sluier op en begrijp dat we met dit blind optimisme de boot zullen missen. Waar blijft de grootschalige verduurzaming?
BREEAM, beheerd door de DGBC, is gestart in 2008 en inmiddels uitgegroeid tot de meest toonaangevende standaard voor de beoordeling van gebouwen op duurzaamheid in Nederland. Voormalig directeur Stefan van Uffelen omschreef de DGBC als: "Een stichting die door de markt is opgericht. Eigenlijk vanuit de frustratie. [...] Laten we nou gewoon eens definiëren wat duurzaamheid is. Dat hebben we heel concreet gemaakt middels een meetsysteem [BREEAM, red]. Het is niet iets dat bij overheid ligt, het gebeurt echt in de markt. [...] Als duurzaamheid meetbaar wordt dan wordt het eigenlijk zakelijk, dan wordt het handel. Dan kan je zeggen; ik wil zoveel duurzaamheid en daar wil ik zoveel voor betalen. [...] het is een enorm groeiende markt geworden."
Dat klinkt als een aanlokkelijk idee: Marktwerking. Laten we duurzaamheid vermarkten, dan wordt het handel en komt het vanzelf wel goed. Net als in de zorg... Ondanks dat duurzaamheid een groeiende markt is gebleven is BREEAM geen algemeen geaccepteerde voorwaarde geworden. Kennelijk is er onder bouwende partijen nog te weinig intrinsieke drang tot dergelijke verduurzaming. BREEAM claimt, deels terecht, dat door keurmerken uit te reiken er een voorbeeld uitgaat van duurzame bouwprojecten, die de rest van de sector activeren om daar ook aan mee te doen. Verder klopt het dat door toepassen van duurzaamheidskeurmerken er een meetinstrument ontstaat voor opdrachtgevers om aantoonbaar hogere eisen te stellen aan bouwprojecten. Ik onderschrijf dan ook de voordelen van certificering.
Maar hoe lang gaat dit nog op dezelfde voet verder? Na zeven jaar BREEAM is het concept van belonen van het beste jongetje van de klas onveranderd gebleven. We zitten wat dat betreft nog steeds in dezelfde beginfase als zeven jaar geleden. Wanneer stoppen we met het bejubelen en belonen van gedrag dat inmiddels de algemene standaard zou moeten zijn? De nood is veel hoger. Alsof dit voldoende zou zijn om de klimaatdoelstellingen van 2020 te behalen. Alsof we als bouwsector de finish bereikt hebben.
Martijn Carlier van de Jaarbeurs zei onlangs op een congres: “De impact die de komende jaren nodig is, is dat we dingen gaan doen. Er zijn ideeën zat, er zijn prachtige technologieën, er is geld, het ontbreekt nog een beetje aan lef en aan initiatief.” Is een beetje lef en initiatief dan alles wat we nodig hebben? Gaan we met een een paar lefgozers de transitie naar een circulaire economie maken? Ik denk het niet. En daarmee raken we aan de kern van het probleem wat mij betreft: ‘De markt’ en de lefgozers (ondersteund met duurzaamheidskeurmerken en -awards) kunnen wellicht een voorbeeld zijn voor anderen, maar de echt grootscheepse aardverschuiving die we nodig hebben wordt hier simpelweg niet mee gerealiseerd.
Waarom gaat de transitie in de bouwsector dan niet sneller? Wat is daarvoor nodig? In ieder geval niet een oplossing die vanuit de markt moet worden verwacht. Daarvoor zijn we in een te vergevorderd stadium geraakt. De markt gaat onze planeet niet redden, daar zij andere idealen nastreeft. Namelijk winst, en op een veel kortere termijn.
Ik ben het eens met Onno Dwars van VolkerWessels Vastgoed die dit jaar de Green Leader Award werd uitgereikt door (daar heb je ze weer) The Dutch Green Building Council: “Duurzaamheid moet geen ambitie meer zijn, maar een randvoorwaarde.” En: “De ‘bouwrevolutie’ moet sneller.” Ook hij pleit voor een belangrijkere rol vanuit de overheid: “De aanscherping van het Bouwbesluit op het gebied van duurzaamheid zou moeten worden versneld.” Wanneer bouwers letterlijk vragen om het scheppen van meer randvoorwaarden, dan ligt de weg toch volledig open?
Overheden zullen verantwoordelijkheid moeten nemen, een lange termijn visie moeten uitdragen door er harde eisen aan te verbinden, in de vorm van strengere wetgeving dan een nietszeggend energielabel. Bijvoorbeeld in de vorm van een klimaatwet. In de huidige situatie worden duurzame ambities beloond en eigenlijk is dat gek. Waarom leggen we middels een klimaatwet geen boete op niet-duurzame bouw? Drastische tijden vragen immers om drastische maatregelen. Alleen door de sector te dwingen tot transitie zullen langdurige investeringen gedaan worden in bijvoorbeeld het bijscholen van het personeel en nieuwe ‘lean’ bouwmethodes om de kosten van zeer duurzame projecten te verminderen.
De huidige directeur van de DGBC, Annemarie van Doorn, zei bij de uitreiking van een BREEAM certificaat: "U hoefde dit niet te doen. Niemand heeft gezegd dat u dit moet doen. U bent het wel gaan doen". Precies. Daarom is BREEAM niet de heilige graal. Duurzaamheid moet uit de sfeer van vrijblijvend gehaald worden en de leidende rol daarvoor ligt bij de overheid. Ik hoop daarom dat na de verkiezingen van maart er een regeerakkoord op tafel komt met een duurzaamheidsvisie die uit meer bestaat dan holle frasen. Een akkoord dat zal leiden tot concrete, hogere eisen. Ook voor de bouwsector.
Wat moet er volgens u veranderen aan het klimaatbeleid? Welke eisen vindt u dat de overheid aan de bouwsector moet stellen? Discussieer mee op onze LinkedIn pagina of laat uw bericht hieronder achter.